Bossen en hei, duinlandschappen en weilanden, terpen en heuvels, sloten, meertjes, vennen, de zee.
Vergezichten, wolkenluchten en sterrenhemels: de natuur is wonderschoon.
En overal staan bomen, struiken, planten en kruiden. Die zijn niet alleen mooi, maar gedeeltelijk ook eetbaar.
Allerlei wortels, stengels, bladeren, vruchten of bloemen kunnen verzameld en gegeten worden. Daarmee staat de uit-de-natuur-eter in een lange traditie: onze verre voorouders knaagden al op smakelijke knollen en aten bessen en paddestoelen, noten en zaden. En tot ver in de vorige eeuw was het niet ongewoon om erop uit te trekken om paddestoelen, bessen en andere vruchten te plukken en kruiden en planten te verzamelen ter aanvulling van het dagelijks dieet.